STRATEGIE VAN HET KAARTTELLEN
Kaarttellen in Blackjack een zeer sterke techniek dat ons toelaat te
leren wat de waarde van de kaarten in een spel kaarten is, en meer specifiek
de waarde van de kaarten die nog niet zijn uitgedeeld, die dus nog in
’t pakje zitten. Hoe meer men weet hoeveel er nog over zijn, hoe meer
men weet hoeveel men moet inzetten alvorens te beginnen te spelen.
Men kan door hele moeilijke, wiskundige proeven gaan, of het gewoon met
een beetje vertrouwen nemen. Wanneer het spel laag is in kaarten met waarde
2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8, krijgt de speler in een standaard Balckjack-spel
een beetje voordeel. Vreemd maar waar. En het omgekkerde is ook waar:
als het spel weinig kaarten heeft met waarde als 9, 10, en azen, wint
het huis een beetje aan voordeel. Als dit klopt, zijn er meer natuurlijke
Blackjacks, wat de speler meer bevoordeelt dan het huis.
De basis van kaarttellen hangt af van het feit dat er meer dan 10 waardevolle
kaarten in het spel zijn (minder dan 50% van de kaarten in het spel zijn
10 waardevolle kaarten). Dit wetende, kunnen we in grote lijnen bepalen
hoeveel waardevolle kaarten en minder waardevolle kaarten er over zijn.
Als men let op de concentraties van de waardevolle kaarten, kan men dus
hoger inzetten, wetende dat de speler een beetje voordeel heeft en dus
ook lager inzetten als het voordeel aan de kant van het huis staat.
Laten we een eenvoudige methode van kaarttellen belichten. Er zijn heel
ingewikkelde kaarttelstrategieën, en natuurlijk is de ene meer effectief
dan de andere. Maar laten we starten met de eenvoudige methode, zodat
je een idee krijgt van het concept.
Om echt kaarten te tellen, geven we elke kaart die uit het pakje komt
een waarde, en we blijven tellen. De waarde die we geven zal eerder 1,
0 of min 1 zijn. Dus start met tellen bij 0 en begin met bijtellen of
aftrekken iedere keer dat er een kaart uitgedeeld wordt, en niet alleen
aan jezelf.
Geef 1 punt aan 2, 3, 4, 5, of 6.
Geeft 0 punten aan 7, 8 of 9.
Neem 1 punt voor 10en en azen.
Azen koningen, 4, 9, 7, 10, azen boer, 6.
Als je van 0 begint te tellen, op het einde zou je -3 moeten hebben.
Dit was niet zo moeilijk, toch? Nu gaan we leren hoe we groot of klein
moeten inzetten.
Voor een telling van 1 of minder (onze -3 telling van vanboven valt in
deze categorie), zet 1 unit in.
Voor een telling van 2 of 3, zet 2 units in.
Voor een telling van 4 of 5, zet 3 units in.
Voor een telling van 6 of 7, zet 4 units in.
Voor een telling van 8 of meer, zet 5 units in.
Het systeem belicht hierboven is alleen bruikbaar voor éénspelspelen.
Om de theorie uit te breiden naar meedere spelen, hebben we iets berekend
genaamd “echte telling”. Om een echte telling , neem je je lopende telling
(precies zoals we hebben eerder hebben geteld) en verdeel het over het
vermoedelijke aantal spelen dat in het pakje zit. Dat wil zeggen dat je
een idee moet krijgen van hoeveel er in het pakje zit, en wat niet meer.
|